Je bent hier: Training > Polar stride sensor Bluetooth® Smart

Polar stride sensor Bluetooth® Smart

Koppel een stride sensor aan de M400

Zorg dat de stride sensor correct op je schoen bevestigd is. Zie de gebruiksaanwijzing van de stride sensor voor meer informatie over het installeren van de sensor.

Een stride sensor kan op twee manieren aan je M400 worden gekoppeld:

  1. Druk in de tijdweergave op START om naar de pre-trainingsmodus te gaan.
  2. Raak je stride sensor aan met de M400 en wacht totdat deze gevonden is.
  3. De apparaat-ID Polar RUN xxxxxxxx koppelen verschijnt. Kies Ja.
  4. Koppelen voltooid verschijnt als dit gelukt is.

of

  1. Ga naar Algemene instellingen > Koppelen en synchr. > Ander apparaat koppelen en druk op START.
  2. De M400 start het zoeken naar je stride sensor.
  3. Als de stride sensor gevonden is, verschijnt Polar RUN xxxxxxxx.
  4. Druk op START, Bezig met koppelen verschijnt.
  5. Koppelen voltooid verschijnt als dit gelukt is.

Stride sensor kalibreren

Het kalibreren van de stride sensor verbetert de nauwkeurigheid van snelheids-/tempo- en afstandsmetingen. Het is raadzaam de sensor eerst te kalibreren voordat je hem in gebruik neemt, als je loopstijl significant is gewijzigd, of als de positie van de sensor op de schoen drastisch is gewijzigd (bijvoorbeeld als je nieuwe loopschoenen hebt). De kalibratie moet bij je normale loopsnelheid worden uitgevoerd. Als je op verschillende snelheden loopt, dien je de kalibratie op de gemiddelde snelheid uit te voeren. Je kunt de stride sensor handmatig en automatisch kalibreren.

Als je met een stride sensor traint, kun je kiezen of je de snelheidsgegevens van de GPS of die van de stride sensor gebruikt. Ga naar Instellingen > Sportprofielen > Hardlopen > Stride sensor > Kies sensor voor snelheid, en kies Stride sensor of GPS.

Handmatig kalibreren

Op twee manieren kun je handmatig kalibreren. Je kunt een bekende afstand lopen en de juiste afstand instellen in Snelmenu. Je kunt de kalibratiefactor ook handmatig instellen als de factor kent die je een nauwkeurige afstand geeft.

Juiste rondeafstand instellen

  1. Druk in de tijdweergave op START om naar de pre-trainingsmodus te gaan en blader naar het profiel Hardlopen.
  2. Start een sessie en loop een bekende afstand die langer is dan 400 meter.
  3. Druk na het lopen van de afstand op START om een ronde op te nemen.
  4. Houd LICHT ingedrukt om het Snelmenu te openen en kies Stride sensor > Kalibratie > Handmatig > Stel de juiste rondeafstand in
  5. Stel de afstand in die je gelopen hebt. De kalibratiefactor wordt bijgewerkt.

Factor instellen

Kies Instellingen > Sportprofielen > Hardlopen > Stride sensor > Kalibratie > Handmatig > Factor instellen om de stride sensor handmatig te kalibreren door de factor in te stellen: als je de factor al kent die je een nauwkeurige afstand geeft. Gekalibreerd. Factor: xxxx verschijnt als dit gelukt is.

Als de stride sensor wordt gebruikt, kan de handmatige kalibratie ook tijdens een sessie worden gestart. Houd LICHT ingedrukt om naar het Snelmenu te gaan en kies daarna Stride sensor > Kalibratie > Handmatig.

Automatisch kalibreren

Automatisch kalibreren van de stride sensor vindt plaats op basis van GPS-gegevens en gebeurt op de achtergrond. Huidig tempo, paslengte en cumulatieve afstand worden bijgewerkt en correct weergegeven na de automatische kalibratie. Je snelheid verschijnt in grijs op het display totdat de kalibratie voltooid is. Als je je stride sensor later handmatig kalibreert, wordt de op GPS gebaseerde kalibratiefactor overschreven.

De automatische kalibratie wordt tweemaal uitgevoerd en het gemiddelde van de beide kalibratiefactoren wordt gebruikt. In je volgende trainingssessie wordt het gemiddelde gebruikt van je vorige kalibratiefactor en van die welke je tijdens deze sessie hebt verkregen.

De automatische kalibratie start na 100 meter. Tijdens de kalibratieafstand van 500 meter moet aan de volgende criteria worden voldaan.

  • Er moeten ten minste 6 satellieten beschikbaar zijn
  • De snelheid moet ten minste 7 km/u zijn
  • Stijging en daling moeten minder zijn dan 30 meter

Als je over verschillende oppervlakken loopt (bijv. weg of pad), kun je voor elk daarvan een ander sportprofiel gebruiken om de beste kalibratie voor elk oppervlak te krijgen.

Om de stride sensor automatisch te kalibreren kies je

  • Instellingen > Sportprofielen > Hardlopen > Stride sensor > Kalibratie > Automatisch

Als de stride sensor wordt gebruikt, kan de automatische kalibratie ook tijdens een sessie worden gestart. Houd LICHT ingedrukt om naar het Snelmenu te gaan en kies daarna Stride sensor > Kalibratie > Automatisch.

Pasfrequentie en -lengte

Pasfrequentie* is het aantal keren per minuut dat de voet met de stride sensor* de grond raakt. Paslengte* is de gemiddelde lengte van een pas. Dat is de afstand tussen je linker- en rechtervoet wanneer deze de grond raken. Loopsnelheid = 2 * paslengte * pasfrequentie Er zijn twee manieren om sneller te lopen: je benen met een hogere frequentie bewegen of grotere passen nemen. Top langeafstandslopers lopen gewoonlijk met een hoge pasfrequentie van 85-95. Heuvel op zijn de pasfrequentiewaarden lager. Heuvel af zijn ze hoger. Lopers passen hun paslengte aan om snelheid op te bouwen; de paslengte neemt toe naarmate de snelheid toeneemt. De meest gemaakte fout bij beginnende lopers is het maken van te grote passen. De meest efficiënte paslengte is de natuurlijke – die waarbij men zich het prettigst voelt. Je kunt tijdens wedstrijden harder lopen door je beenspieren te versterken, zodat deze je met grotere passen vooruit brengen.

Probeer ook de efficiëntie van de pasfrequentie te maximaliseren. Het is niet eenvoudig om de pasfrequentie te verbeteren, maar als je op de juiste wijze traint, kun je het gedurende de gehele training volhouden en je prestaties maximaliseren. Om de pasfrequentie te ontwikkelen, moet de zenuw-spierbinding betrekkelijk vaak worden getraind. Eenmaal per week een sessie pasfrequentie trainen is een goed begin. Neem wat pasfrequentiewerk op in de rest van je week. Tijdens lange, gemakkelijke afstanden kun je zo nu en dan de pasfrequentie opvoeren. Een goede manier om de paslengte te verbeteren, is specifieke krachtsinspanningen te ondernemen, zoals over heuvels lopen, in los zand lopen of trappen op lopen. Een zesweekse trainingsperiode met daarin krachtwerk zou moeten leiden tot merkbare verbeteringen van de paslengte, en als dit wordt gecombineerd met een snellere beensnelheid (zoals korte passen bij het beste 5 km-tempo), zouden ook merkbare verbeteringen van de algemene snelheid moeten kunnen worden waargenomen.